In Museum Perron Oost kun je kijken naar de expositie ‘Meer was er niet’ op het monumentale perron op de CruquiuswegOok kun je verhalen over vrijheid en vrede delen en/of beluisteren in het online Verhalencafé. We nodigen je uit om ook jouw verhaal over 75 jaar vrede en vrijheid te delen met ons

Expositie ‘Meer was er niet’ Aleida Leeuwenberg  te zien van mei t/m  juli. Aleida Leeuwenberg zal het museum inrichten met een interieur uit 1945. Door grote kijkgaten op de ramen kun je vanaf het perron naar binnen kijken. De expositie is te bekijken van mei t/m juli 2020.

Verhalencafé Museum Perron Oost staat in Oostelijk Havengebied van Amsterdam, een gebied bijna 150 jaar oud. Aanvankelijk is het het speelterrein van handelaren in vee en producten uit ‘de Oost’ én van rederijen die lijndiensten onderhielden op onder meer Indonesië, Suriname en de Verenigde Staten. Later is het aankomst- en vertrekpunt van Joodse vluchtelingen, jonge delinquenten, krakers en stadsnomaden die er allemaal hun verhalen achterlieten. Pas sinds twintig jaar is gebied woonplek voor ongeveer 20.000 mensen.

We nodigen je uit om jouw verhaal over 75 jaar vrede en vrijheid te delen met ons. Dat kan via info@museumperronoost.nl of telefonisch via 06-53404786. Je mag je verhaal ook op locatie in de brievenbus doen, adres: Cruquiusweg 11, Amsterdam. Alle verhalen delen we op www.museumperronoost.nl

 

75 jaar vrede 75 jaar vrijheid

1947

Dit waren de eerste vreemde woorden die ik leerde: Hands Up. Andere woorden uit die tijd waren: Stengun en Bazooka.
De stengun – van hout – hield men tegen de borst, brullend van Bratata! De bazooka – een kartonnen koker of een stuk regenpijp – moest over de schouder gedragen worden. Handgranaten hadden we niet. Wel een karabijn.

 

In die tijd werden er nog handgranaten gevonden door spelende kinderen. Het werd ons voorgelezen uit de krant: alweer een kind gedood door een handgranaat. Pas op! Raak ze niet aan! Dan zochten we, op de landjes tussen de huizen, naar handgranaten. We hebben er nooit een gevonden. Dus namen we denneappels.

 

De karabijn was door mijn broer uit de sloot gevist. Hij moet van een duitse soldaat zijn geweest, die na de capitulatie zijn wapens in de sloot had gegooid. Dat deden ze toen allemaal. Mijn broer ving ook vissen. Maar dit was beter. Alleen – ik kon het ding niet tillen.

 

Mijn kinderen bestookten elkaar met straalwapens en laserguns. Toch hielden ze, net als wij, ook de pijl en boog, de speer, en de knuppel in ere.

 

He is three foot one, and he’s six foot five He fights with missiles and with spears.

1964

Ik stond in de keuken van een kraakpand en roerde in de soep. Naast mij stond een amerikaanse jongen, een Vietnam-deser- teur. Hij mompelde: ‘A little bit of garlic wont do no harm’, en gooide drie hele bollen knoflook in de soep. En ik maar roeren om die bollen te laten oplossen, wat niet lukte. Intussen zongen we: ‘He‘s the universal soldier and he really is to blame’………

We wisten het zeker. Wij zouden de wereld redden. Het was heel eenvoudig. Maak het leger leger.
Maar achterin mijn hoofd zei een stemmetje: zonder die universal soldier met zijn stengun en zijn bazooka waren wij destijds van honger omgekomen. Nu ben ik 75, en ik weet niets meer zeker. Er is alleen een gevoel.
Dankbaarheid.
Voor het wonder van 75 jaar vrede.